Edwin Rap
06-03 2022 19:20
wrote:
Marlou leerde ik vooral door anderen kennen. Van Horacia, een Mexicaanse vriendin hoorde ik wel eens over haar vriendin Marlou. In Mexico woonden ze een tijdje samen in hetzelfde huis in de omgeving van het onderzoeksproject van Norman Long. Iemand vertelde mij hoe Marlou en Horacia samen gingen filmen hoe de lokale cacique Zuñiga de ongeletterde suikerrietarbeiders bedonderde bij het uitbetalen van hun geleverde arbeid. Zuñiga vond dat niet zo leuk en liet zijn bewakers hen wegjagen.
Pas de laatste jaren kwam ik Marlou vaker tegen op feestjes, promoties of bij hen thuis. Tijdens een bezoek aan Pieter, toen hij net uit het ziekenhuis was gekomen, kocht ik bloemen voor Marlou, omdat ik geweldig vond wat zij allemaal voor hem deed. Alleen in de haast en chaos van het vertrekken naar het station, liet ik ze thuis bij de uitgang liggen en kwam daar in de trein pas achter. Stom, stom, maar ook wel grappig. In Delft zei ik tegen Marlou: Ik heb bloemen voor je gekocht, maar ik heb ze thuis laten liggen. “Ja, wat heb ik daar nou aan?”, zei ze, met haar karakteristieke directheid. Ja niks, natuurlijk, dacht ik. Dus toen ik enkele maanden daarna weer langs ging nam ik een nieuwe mooie bos mee. Alleen toen ik bij hen aankwam was Marlou er niet. Ik was druk met Pieter aan het werk en nadien liep hij met me mee richting het station. Het gekke was dat ik nog steeds met die bos in mijn hand liep. Net op de laatste hoek voor het station, langs de gracht, kwam Marlou volkomen onverwachts voorbij snellen op haar fiets. Pieter riep haar naam, ze remde en zette een voet aan de grond. Ik rende naar toe en gaf haar de bloemen, zonder veel woorden. Blij dat het gelukt was.
Edwin Rap
06-03 2022 19:20
wrote:
Marlou leerde ik vooral door anderen kennen. Van Horacia, een Mexicaanse vriendin hoorde ik wel eens over haar vriendin Marlou. In Mexico woonden ze een tijdje samen in hetzelfde huis in de omgeving van het onderzoeksproject van Norman Long. Iemand vertelde mij hoe Marlou en Horacia samen gingen filmen hoe de lokale cacique Zuñiga de ongeletterde suikerrietarbeiders bedonderde bij het uitbetalen van hun geleverde arbeid. Zuñiga vond dat niet zo leuk en liet zijn bewakers hen wegjagen.
Pas de laatste jaren kwam ik Marlou vaker tegen op feestjes, promoties of bij hen thuis. Tijdens een bezoek aan Pieter, toen hij net uit het ziekenhuis was gekomen, kocht ik bloemen voor Marlou, omdat ik geweldig vond wat zij allemaal voor hem deed. Alleen in de haast en chaos van het vertrekken naar het station, liet ik ze thuis bij de uitgang liggen en kwam daar in de trein pas achter. Stom, stom, maar ook wel grappig. In Delft zei ik tegen Marlou: Ik heb bloemen voor je gekocht, maar ik heb ze thuis laten liggen. “Ja, wat heb ik daar nou aan?”, zei ze, met haar karakteristieke directheid. Ja niks, natuurlijk, dacht ik. Dus toen ik enkele maanden daarna weer langs ging nam ik een nieuwe mooie bos mee. Alleen toen ik bij hen aankwam was Marlou er niet. Ik was druk met Pieter aan het werk en nadien liep hij met me mee richting het station. Het gekke was dat ik nog steeds met die bos in mijn hand liep. Net op de laatste hoek voor het station, langs de gracht, kwam Marlou volkomen onverwachts voorbij snellen op haar fiets. Pieter riep haar naam, ze remde en zette een voet aan de grond. Ik rende naar toe en gaf haar de bloemen, zonder veel woorden. Blij dat het gelukt was.